Postactieven PXL

Dit jaar heeft me veel geleerd over nostalgie

The New York Times
11 maart 2021

Leslie Jamison, essayist en schrijfster

Leslie Jamison

Ons verlangen om terug te keren naar ‘normaal’ kan de grondoorzaken verdoezelen van de pijn die latent aanwezig is onder de romantiek van het geheugen


Afgelopen maart, tijdens de twee en een halve week die ik samen met mijn jonge dochter in quarantaine doorbracht - met een milde aanval van Covid-19 - heb ik scrupuleus de dagen afgeteld totdat het voor ons veilig zou zijn om het appartement te verlaten. Ik dagdroomde constant over hoe het zou zijn: op het trottoir lopen onder kale boomtakken die ratelden in de wind, mijn huid gekleurd door koud zonlicht, kijkend naar mijn peuter die naar de paarse deur wees aan de overkant van de straat waar ze zo van hield. Maar toen de dag van onze vrijheid aanbrak, stelde ik nog een dag uit, en daarna nog een dag. Op dat moment zei ik tegen mezelf dat het voorzichtigheid was - ik wilde er dubbel, driedubbel zeker van zijn dat we niet langer besmettelijk waren - maar ik denk dat ik er ook tegen opzag om de horizon zelf op te geven, het einde van ons isolement. Een deel van mij wist dat er een tijdje geen andere afloop zou zijn.

nostalgie

In het jaar daarna heb ik een vreemde nostalgie gevoeld naar die dagen van aftellen, toen ik tenminste een tijdlijn had, de contouren van een plot met een begin (ziek worden), een midden (beter worden) en een einde (naar buiten gaan). Zoals met de meeste buien van nostalgie, had ook deze echter grotendeels zijn grond in begoocheling.

Het einde van mijn isolement was niet alleen maar het begin van een veel langere. De harde waarheid is dat New York City in die dagen apocalyptisch was, de stad lag op sterven, vol sirenes en geïmproviseerde mortuaria, lege straten en ziekenhuizen die de limieten van hun capaciteit overschreden. Mijn herstel was één uit duizenden andere verhalen vol ventilatoren, werkloosheid en overlijden. De pandemie duurt voort - op zijn saaie, niet-aflatende, gekmakende, afschuwelijke, catastrofale manier, met 525.000 Amerikanen overleden; tot dusver heeft ze ons de troost van een duidelijke verhaallijn ontzegd.

Juist nu de vaccins hoop bieden, zit het nieuws vol ups en downs en varianten, opflakkeringen en plateaus: onzekerheid in plaats van solide tijdlijnen. De claustrofobie van die voortdurendheid - het ontbreken van een duidelijke verhaallijn, het schijnbaar eeuwige heden - heeft bij velen, waaronder mijzelf, geleid tot een soort hysterisch heimwee naar het leven in de Tijd Vóór, wat ook de herinneringen zijn die in dat verloren hoofdstuk voor ons staan: de aanblik van mijn dochter en mijn moeder die elkaar omhelzen, de gezichten van onbekenden zonder masker op het trottoir, het bukken om een jonge moeder te helpen haar kinderwagen over een modderplas te tillen, zonder mij zorgen te maken over háár angst dat ik haar baby in het gezicht zou ademen .


Het voorwerp van nostalgie is verder weg dan het lijkt


Maar nostalgie is een achterbaks heerschap. Zoals de geleerde Svetlana Boym schreef in haar boek "The Future of Nostalgia": "Er zou een speciale waarschuwing op de achteruitkijkspiegel moeten staan: Het voorwerp van nostalgie is verder weg dan het lijkt." Het verlangen naar de Tijd Vóór als een mythisch tijdperk dreigt te verdoezelen dat dat VOOR in werkelijkheid veel verschillende soorten vroeger was. Verlangen naar vrijheid en veiligheid riskeert te negeren dat noch mobiliteit noch kwetsbaarheid ooit democratisch zijn verdeeld. "Nostalgie is een gevoelen van verlies en verdringing," merkte Dr. Boym op, "maar het is ook een romance met iemands eigen fantasie."

Nostalgie kan een gezonde katalysator zijn voor dankbaarheid die haar licht laat schijnen op steunbronnen die te gemakkelijk als vanzelfsprekend worden beschouwd - aanraking, gezelschap, nabijheid - maar zonder kritische vraagstelling kan ze ook de grondmanifestaties van pijn verdoezelen die op de loer liggen onder het geromantiseerde verhaal van het geheugen. De schrijvers Fred Moten en Stefano Harney wijzen erop dat deze pandemie is ingebed in een voortdurende "algemene noodsituatie" waarin "de sirenes al 500 jaar niet zijn stil gevallen".

Je heimwee naar de Tijd Vóór is gedeeltelijk een barometer van hoe goed ze je van pas kwamen, hoezeer je de sirenes hebt kunnen negeren die de hele tijd loeiden.

Natuurlijk heeft iedereen tol betaald, ook al was het tolgeld telkens anders. We missen allemaal vormen van nabijheid die door de pandemie worden verijdeld. Dat kan gaan om het aanschurkende nabij-zijn bij het bekijken van een film op de zetel, de vingers halen door een kom boterachtige popcorn, of de door de lockdown onmogelijk gemaakte, levensnoodzakelijke omhelzingen in de bezoekersruimte van een gevangenis. Maar in de loop van de quarantaine ben ik steeds wantrouwiger geworden tegenover mijn eigen aandrang tot projectie en identificatie - ik heb geprobeerd op te houden met aan te nemen dat ik weet wat de pandemie voor andere mensen is geweest, dat ik kan begrijpen wat ze hebben verloren, dat ik kan pretenderen te weten wat ze ooit hebben gehad.

Hoewel het woord 'nostalgie' de Griekse woorden 'nostos' (thuiskomst) en 'algos' (pijn) combineert, werd het eigenlijk bedacht door een Zwitserse geneeskundestudent genaamd Johannes Hofer in 1688. Die nostalgie werd eerst gezien als een medische aandoening: enkele van de vroegste gediagnosticeerde gevallen waren Zwitserse huursoldaten die ver van huis werkten en die bijzonder vatbaar waren voor pijn van verlangen als ze traditionele Zwitserse liederen hoorden. De culturele nostalgie die tijdens de pandemie een zo'n wijdverbreid soelaas is geweest, lijkt misschien allereerst een reeks gebaren die teruggrijpen naar het verleden: mensen die comakijken naar Friends, die contact zoeken met exen, die een voorraad van klassieke bordspellen inslaan, zoals Monopoly (Hasbro rapporteerde een stijging van 15 procent in de game-inkomsten in 2020), die zich te buiten gaan aan drive-infilms van decennia geleden, zoals "Jaws" en "Jurassic Park", die vorig Vaderdag-weekend bovenaan de kassahitlijsten stonden.

Maar het verleden herinneren is ook een manier om te geloven dat moment van nu ooit het verleden zal zijn. Dat wil zeggen: heimwee naar het verleden is ook een manier om in de toekomst te geloven. Dagdromen over de Tijd Ná - de mythische tegenhanger van de Tijd Vóór- is deels een oefening om je voor te stellen hoe het zal zijn om terug te kijken op de pandemie. En om ons de pandemietijd voor de geest kunnen halen waarin we al was het maar een ietsepietsie nostalgie zouden kunnen voelen voor het dagelijkse leven van toen - de kapstokken waaraan onze maskers hingen of de geïmproviseerde tentjes met tafeltjes die de straten van de stad vullen – dat is een manier om te geloven dat er een tijd zal komen dat het voorbij is, een tijd waarin we kunnen terugkijken en de hele verhaalboog kunnen overzien.

The Future of Nostalgia

Maar natuurlijk is het begrijpen van de pandemie als een volledig losstaande verhaallijn, of een ontwrichting, een manier om al de sirenes te vergeten die al loeiden. Wereldwijd zijn er meer dan 2,6 miljoen doden gevallen door Covid-19; in 2019 stierven meer dan acht miljoen mensen aan andere infectieziekten (tuberculose en andere overdraagbare luchtweginfecties zoals bronchitis en longontsteking doodden in dat jaar 3,8 miljoen mensen). Een meerderheid van die sterfgevallen was te voorkomen; de meeste kwamen voor in de derde wereld. Dat wil zeggen dat de corona-crisis gedeeltelijk acuut aanvoelt voor Amerikanen omdat ze hier gebeurt. Als Amerikanen heimwee hebben naar de Tijd Vóór, dan hebben we geen heimwee naar een tijd vóór een ziektecrisis, maar waren we nostalgisch naar een tijd dat die crisis grotendeels elders plaatsvond.

In een dagboek dat afgelopen voorjaar in de Monroe Gevangenis in de staat Washington werd geschreven, noemt Michael Murphy zijn gevangenis 'de petrischaal', waarin hij beschrijft hoe de omstandigheden ervoor zorgen dat 'bewoners dezelfde lucht inademen en ook elk virus delen dat zijn weg naar binnen vindt'. Bij het lezen van zijn verslag viel het me op dat de pandemie een veel bredere populatie een gefragmenteerder blik heeft gegeven van een spanning die lang als 'normaal' werd beschouwd voor gedetineerden: geïsoleerd zijn van andere mensen en tegelijkertijd zeer kwetsbaar zijn voor andere lichamen. In bepaalde opzichten heeft Covid-19 alleen de kernlogica van opsluiting verdiept en uitgebreid, de minachting voor bepaalde inrichtingen waar we het label 'gerechtigheid' op geplakt hebben.

De protesten die afgelopen juni uitbraken - een directe reactie op de moord op George Floyd, en op anderen vóór hem - waren een noodzakelijke correctie op elk comfortabel besef van collectieve nostalgie. Ze waren zeker een correctie op het waanidee van de collectiviteit ervan. Wat zou nostalgie kunnen betekenen voor iemand die doodsbang is voor normaliteit? Voor de vermalende machinerie van het kapitalistische systeem of de 'soepele' werking van het Amerikaanse justitieapparaat? De protesten reageerden tegen een systeem van willen dat dingen 'weer normaal' zouden worden, en eisten in plaats daarvan dat de normaliteit zelf in vraag zou worden gesteld, waarbij de Tijd Vóór teruggaat tot een veel langere geschiedenis van geweld, inclusief de dood van bijvoorbeeld Aiyana Stanley-Jones, die pas 7 was toen een politieagent haar in haar slaap doodschoot in 2010. Terug naar het dikke slib van de Amerikaanse slavernij - segregatie, afschrijving, massale opsluiting. Terug naar de Slavenhandel zelf. De sirenes van 500 jaar.

Als ik nadenk over wat we moeten doen met al onze pandemie-nostalgie, vind ik het nuttig stil te staan bij het onderscheid dat Dr. Boyms maakt tussen 'herstellende' en 'reflectieve' nostalgie. Terwijl herstellende nostalgie een geïdealiseerd verleden wil herscheppen, ondervraagt reflectieve nostalgie het beeld waarnaar die verlangt. Herstellende nostalgie wordt aangetrokken door monumenten; reflecterende nostalgie door ruïnes. De protesten - velen van hen waren gericht op het neerhalen van monumenten - vroegen ons om onze pandemische nostalgie af te buigen van herstel naar reflectie en heropbouw.

De explosie van wederzijdse hulpgroepen aan het begin van de pandemie - een non-profitorganisatie stelde een opkomst vast van dergelijke groepen van 50 in maart vorig jaar tot meer dan 800 in mei - is een goed voorbeeld van hoe reflecterende nostalgie eruit zou kunnen zien. Wederzijdse hulp was niets nieuws; het kwam voort uit langdurige, robuuste tradities in gekleurde gemeenschappen die niet goed werden bediend door de officiële structuren. Vanaf de oprichting in 1780 van de Free African Union Society in Rhode Island tot de start van het gratis ochtendprogramma door de Black Panthers in Oakland, Californië, in 1969, is er een lange geschiedenis van netwerken zoals Bed-Stuy Strong die vorig jaar werden gevormd om voedsel en voorraden te bezorgen aan de kwetsbaren.

Bed-Stuy Strong

De activiste Mariame Kaba heeft wederzijdse hulp beschreven als een manier om "de wereld waarin je wilt leven te voorafbeelden". Die toekomstgerichte contour toont een manier waarop nostalgie niet alleen bedoeld is om ons uit te nodigen voor valse idylles met het verleden – maar ook een licht kan werpen op tradities die al lang in de schaduw opereren.


in de simpele fysiek van de maskers zag ik ook een tastbare manifestatie van collectieve zorg en een erkenning dat al onze lijven van elkaar afhankelijk zijn.


Toen ik deze winter in de metro reed, met boven mij posters die ons New Yorkers prezen voor ons ijverige maskergedrag, voelde ik me echt ontroerd door de aanblik van iedereen die nog steeds een masker droeg, na bijna een jaar pandemie. Hoezeer ik de gezichten van vreemden ook miste, in de simpele fysiek van de maskers zag ik ook een tastbare manifestatie van collectieve zorg en een erkenning dat al onze lijven van elkaar afhankelijk zijn. Maar het gevoel van solidariteit dat die maskers suggereerden, was slechts een deel van het verhaal. Het andere was een vertrouwd beeld, van gebroken collectiviteit, aanhoudende ongelijkheid en instellingen die de meest kwetsbaren in de steek lieten.

We Need Each Other

We hebben elkaar nodig

Veel onderzoeken hebben de raciale en sociale ongelijkheden in de coronavirusinfecties, de ziekenhuisopnames en de overlijdens aangetoond. Tussen 2019 en de eerste helft van 2020 daalde de levensverwachting van Amerikanen met een jaar, grotendeels vanwege het virus, maar voor Latino's daalde ze met 1,9 jaar en voor zwarte mensen met 2,7 jaar. Een verscheidenheid aan factoren - waaronder ongelijke toegang tot gezondheidszorg, een grotere kans op meerdere chronische aandoeningen, en tewerkstelling in laagbetaalde essentiële banen - hebben ertoe geleid dat zwarten, Latino's en mensen van indianenafkomst in het ziekenhuis zijn opgenomen voor Covid-19 met een factor van 2,9 tot 3,7, en ze stierven 1,9 tot 2,4 keer zo snel als blanken. Uit een recente analyse van de Kaiser Family Foundation bleek dat in de staten die vaccinaties op basis van ras of etniciteit rapporteren, te beginnen vanaf 1 maart, de vaccinatiegraad onder blanken 2,5 keer zo hoog was als bij Latino's en bijna tweemaal zo hoog als bij zwarten.

Corona vergroot de sociale ongelijkheid

Corona vergroot de sociale ongelijkheid

Deze pandemie is tegelijkertijd iets “waar we allemaal door moeten” als iets waar we allemaal zo verschillend doorheen gaan dat de uitdrukking zelf bijna zinloos is geworden. Of tenminste, de diepe verschillen tussen onze ervaringen zijn net zo belangrijk als de overeenkomsten. Onze waanvoorstellingen over solidariteit lopen (ongemakkelijk) parallel met de waanideeën die in ons begrip van nostalgie zijn ingebakken, en beide opvattingen vragen ons rekening te houden met bepaalde blijvende Amerikaanse illusies over ons verleden, onze natie en onze zeer verschillende ervaringen van normaliteit. We bevinden ons op een uniek historisch moment dat licht werpt op waarheden die helemaal niet nieuw zijn. Zelfs als we hunkeren om te benadrukken wat we delen, blijft het net zo noodzakelijk om de lasten en vrijheden te erkennen die helemaal niet worden gedeeld.

Vertaling: Rudi Draye

Leslie Jamison

Make Scream, make it burn

Leslie Jamison is de auteur van essaybundels, o.m. The Empathy Exams (2014), een bestseller uit de New York Times en Make It Scream, Make It Burn (2019), en van de roman The Gin Closet, een finalist voor de Los Angeles Times Book Prize. Haar werk is onder meer verschenen in het New York Times Magazine, Harper's en de Oxford American, en ze is columnist voor de New York Times Book Review. Ze geeft les aan Columbia University en woont met haar gezin in Brooklyn.

Website Leslie Jamison