Postactieven PXL

De oude woorden van een tijd die komen gaat

Ilja Leonard Pfeijffer

Er wordt oud nieuws gefluisterd onder monnikskappen.
De kardinalen schrokken met gehaaste happen
hun pauwfilet naar binnen. Duister fonkelt wijn
in gouden kelken die goed om te smelten zijn.
Een weke hand omklemt robijnen en topazen
van het geloof. Op nachtelijke wegen razen
de ijlboden op schuimbekkende paarden heen
en weer. Er schimmeren gezichten in het veen
van onbekende vrouwen. Uit de buitenposten
is geen bericht vernomen sinds de afgeloste
soldaten thuis gekomen zijn met hun verhalen
van vreemde voorvallen bij nacht. De provinciale
prelaten rapporteren wondertekens als
een baby die onlangs met een geschubde hals
geboren is, een blikseminslag in een graf,
verzuurde miswijn, een gebroken bisschopsstaf,
een dubbelkoppig kalf en beelden die gaan bloeden.
Er zijn geen feiten nodig om de angst te voeden
als iets op handen is. Elk onheil is voorzegd
als boeken van profeten worden uitgelegd
conform een willekeurig onheil dat men vreest.
De engel heeft geen hand meer in het offerfeest.
Er wordt een lijk gevonden op de derde dag.
Het hert dat onze keizer in zijn dromen zag,
had een gewoon gewei, waarop geen teken stond.
Er was geen ridder die de graal ooit zocht en vond.
Het enige dat ooit bestond en zal bestaan,
is onverschilligheid en de betrekkingswaan
van wie in stilte van een ster bestemming ziet
en een bedoeling zoekt bij een meteoriet.
Sinds aarde om de zon draait in een buitenwijk
van een immens, ontzield heelal, heerst de praktijk,
verstoffen folianten, rinkelt klatergoud,
breekt oorlog uit om olie, wordt een web gebouwd
dat de gedachten leest van iedereen die naar
behoren consumeert en van de evenaar
tot aan de polen slaat men op de vlucht naar vroeger
en naar de koelte. Op de voorgrond ploegt een ploeger
en niemand ziet de val van Icarus. Techniek
van wassen robotvleugels had hem op thermiek
van hoogmoed zo dicht bij de zon gebracht dat was
begon te smelten en hij van zichzelf genas.
De ploeger ploegde voort door rulle kluiten aarde,
want voor de ploeger waren mythen niet van waarde.
Dat waren linkse hobby’s. Tijd was een complot
dat hem en zijn tradities doelbewust kapot
gemaakt had. Hij had dat op internet gelezen,
dus ga maar na. En nu zou hij zelfs moeten vrezen
dat men hem ook zijn kloten af zou willen pakken.
Hij had ze nageteld. Hij liet zich niet verlakken
en draaide elke dag de wijzers van de klok
een dag terug. De laatste postkoets die vertrok
uit het paleis dwars door het Teutoburger Woud
om hooivorken te mijden, bracht de kroon van goud
naar de geheime plek waar zich de laatste koning
verborgen hield en waar hij deze schertsvertoning
majestueus zat uit te zitten. Met zijn kroon
zou hij het volk kalmeren en met machtsvertoon
en schitterend verlicht door brand in boerderijen
naar het paleis terugkeren over landerijen.
De laatste postkoets is wellicht nooit aangekomen,
want van de majesteit is nooit meer iets vernomen.
Bij alles wat men hevig meent te moeten menen
en alles wat men klakkeloos gelooft, verdween een
ootmoedig soort van hopen, die mysterie kost
en welgemeend geloof in liefde die verlost.
Het bloed moet vloeibaar worden. Wat er nodig is,
is weinig minder dan een wonder om gemis
met zin te vullen of alleen al om de orde
voor chaos te behoeden en barbaarse horden
te stuiten in hun opmars naar het apostolisch
paleis, waar kardinalen in een diabolisch
besluiteloos conclaaf bebloede knokkels breken
op dogma’s rond de jongste dag en rond het teken
dat al dan niet moet worden afgewacht. De nacht
is lang en vol geheimen. Iets wordt opgewacht
in schaduwen en achter zuilen. Baby’s huilen.
Het schamel vee heeft elke dag meer zwarte builen
en boetprocessies zwepen zich door doornenstruiken
van zuid naar noord. Men kan de stank van waarheid ruiken,
al is men steeds weer van iets anders overtuigd.
Terwijl het koor gregoriaans naar houvast buigt
met bibberende lippen, prevelt de prelaat
de oude woorden van een tijd die komen gaat.

Ilja Leonard Pfeijffer op het Passa Porta Literatuurfestival

Ilja Leonard Pfeijffer presenteert op maandag 22 maart om 20 uur zijn idylle op muziek van Frederik Neyrinck op het Passa Porta Literatuurfestival.

Meer informatie op de website van Passaporta

(Sint) Hubertus

De jager Hubertus (7de eeuw) had weinig verantwoordelijkheidsgevoel. Hij ging op hertenjacht wanneer het hem maar uitkwam en was altijd op zoek naar prooi. Dat alles veranderde toen op een dag een geweldig groot wit hert uit het kreupelhout in het bos op hem afkwam. Het hert had tussen zijn gewei een gloeiend kruis. Hubertus was diep onder de indruk. Hij zag de verschijning als een teken van God en hij beloofde plechtig om een beter mens te worden.