Postactieven PXL

UZ Leuven (2)

Precies om 8.15 uur, op het aangekondigde moment, ging poort A open en werd mijn naam afgeroepen.

We waren er al om 7.30 uur. Ten eerste kom ik graag op tijd. Ten tweede moesten we er de dag ervoor, woensdag, ook al zijn voor een Covid-test, om 9.20 uur. Toen hadden we ook een ruime marge genomen en die bleek nodig te zijn want het weer was honds slecht, en het verkeer vorderde maar langzaam. De marge bleek net voldoende te zijn. De testplek is ondergebracht in een uithoek van een nieuwe ondergrondse parking, en dat was toch ook even uitzoeken.

De voorbereidingen namen de gebruikelijke tijd in beslag: vragenlijst en controle van informatie; infuus, (plaatselijke) verdoving en iets "om mij rustig te houden".

Iets voor tien was ik in de operatiezaal – ik was al de tweede klant die dag. De operatie zou met microscoop worden uitgevoerd, alweer een vooruitgang tegenover de vorige ingreep van juni vorig jaar. Aan de andere kant van de operatietafel werd een groot tv-scherm aangevoerd: daarop kon ik dan de ingreep volgen. Hadden ze me dat vooraf gevraagd, dan had ik misschien beleefd geweigerd, want het prutsen en koteren in 's mens lichaam vind ik niet zo aantrekkelijk. Maar nu het er stond (ik denk toch wel dat ze het me gevraagd hadden) kon ik niet anders dan af en toe eens lonken. Het deed me denken aan een kabeljauwfilet die werd gefileerd... Met op het velletje dunne paarse streepjes waar het mes zou moeten overgaan.

"Dat hier is een pees. En dat is een zenuw. En dat is een ader. En dat hier, dat is 'uwen Dupuytren' – die gaan we eruit halen," lichtte de chirurg welwillend toe. Met een soort spateltje begon ze in de visfilet te wrikken, en dan volgde deskundig en trefzeker wat een vlijmscherp en piepklein mesje moet zijn geweest. Vooraf was me gezegd dat het ongeveer een uur zou duren. Het werden er uiteindelijk twee. "Wilt ge uw vingers zien?" besloot de chirurg. "Goed, hè. Ze staan goed recht!" Ze klonk als iemand die opging in haar spel, en het met jeugdig enthousiasme mooi had gespeeld.

Op de kamer rolde meteen een computerwagentje binnen voor de elektronische identificatie en metingen die nog een aantal keren zouden worden herhaald: bloeddruk, nog iets waarvoor een hoedje op een van de geopereerde vingers werd gezet, temperatuur en suikerwaarde.

Ik vroeg de verpleegster of ze zich ook nog een ziekenhuis kon voorstellen zonder computers. Dat kon ze nadrukkelijk niet. Ik schatte dat haar leeftijd van die aard moest zijn dat ze de grote transitie moest hebben meegemaakt, maar ze ging met zwier om met alle controles en invoer.

UZ Leuven heeft ook een app waarop alles, maar dan ook werkelijk alles in verband met je ingrepen op terug te vinden is. Een heel handig instrument, vanaf de voorbereiding op de ingreep, de raadplegingen, de verslagen en de opvolging. Een wonder van transparantie. Niet altijd even doorzichtig: voor het verslag van het bezoek bij het voorafgaande bezoek aan de anesthesist volstond mijn kennis van het Latijn niet. Ik leed aan het syndroom van Dupuytren, maar om de finesses te vatten waren heel wat meer geleerde termen nodig, die ik dus noodgedwongen aan mij voorbij moest laten gaan.

Mij werden ook instructies gegeven over hoe ik mijn arm moest positioneren. Om te vermijden dat ik die zou laten zakken en zo opzwelling zou kunnen veroorzaken, werd me een steundoek omgebonden. Ik moest er vooral op letten dat ik de arm niet onverhoeds op mij liet vallen, want ik zou me tot bloedens toe kunnen kwetsen. Dat heb ik meteen onder gecontroleerde omstandigheden uitgetest, en inderdaad, het is verbazend wat voor een zwaar dood gewicht een verdoofde arm kan zijn. Het deed me denken aan een verhaal van Roald Dahl waarin een vrouw haar man doodslaat met diepgevroren lamsbout. Waarna ze het corpus delicti in de microgolfoven stak en een lekker hapje bereidde voor het politieteam dat de zaak kwam onderzoeken. Onder tranen en gesnotter kregen die ter afronding van het onderzoek ter plaatse lamsbout met gestoofde appeltjes voorgeschoteld (die appeltjes verzin ik er nu bij, maar iets van die aard leek me noodzakelijk, al was het maar om de achterdocht niet op te wekken).

Op een bepaald moment merkte ik dat de baxter niet mooi indruppelde zoals ik meende te mogen verwachten. De bijgeroepen verpleegster bevestigde de onregelmatigheid, controleerde de aansluiting op mijn hand, de loop van het infuus en de loop van de leidingen. Ik viste een van de slangetjes die naast mijn bed hing op om haar het werk gemakkelijker te maken. "Dat is lief," zei ze. Nu kriebelt er altijd iets in mijn ruggengraat als iemand tegen mij zegt "Dat is lief." Het toeval wil bovendien dat ik net daarvoor op mijn IPad een artikel had gelezen van filosofe Tinneke Beeckman: Zorgers vormen de basis van alles. Verplegend personeel en andere verzorgende beroepen zijn onontbeerlijk maar krijgen te weinig waardering. "Welke morele begrippen doen recht aan de levensnoodzakelijke praktijken die verzorgende mensen uitvoeren?" vraagt ze zich af. Ze wijst naar de bij ons onbekende Franse filosofe Sandra Laugier, die voor 'zorg' niet het Franse woord 'soin' gebruikt maar het Engelse 'care', omdat de betekenis daarvan meerlagig is en zowel 'zorgen voor' impliceert als 'zorg dagen' en 'geven om'. Waarmee ik wil zeggen dat ons zorgverband helemaal in orde was en mijn kleine ontroering terecht.

Bij een volgende controlebeurt vroeg weer een andere verpleegster mij of ik een bewijs van werkonbekwaamheid moest hebben. Kijk, ook dat maakt mijn dag goed. Toen ik haar discreet op mijn geboortejaar – een niet mis te verstaan 1945 – wees, oeioeide ze overvloedig. Ze moest er uiteindelijk zelf om lachen. Ze weet het aan het mondmasker (op te zetten zodra iemand de kamer betreedt). Ik sloot af met de melding dat ik dit als een compliment beschouwde, en dat mijn dag nu niet meer stuk kon.

Het voorval met de leeftijd bracht een gerelateerd incident in herinnering dat zich voordeed op de luchthaven van Washington. Na een familiereis wachtten wij op onze terugvlucht. We hadden ruim de tijd en mijn broer Miel en ik dachten dat we ons nog een biertje konden veroorloven. Het jonge wicht dat de bestelling aanhoorde riposteerde op geheel onverwachte wijze: "Then I need to see some identification, sir." Wij – toen allebei krasse zestigers – dienden de bewijzen voor te leggen dat wij de wettelijke leeftijd hadden bereikt om alcohol tot ons te mogen nemen. Mijn broer was het eerst bekomen en dankt de bediende met "God bless you child!" Een mooi staaltje van naïef-formalistisch-schijnheilig Amerikaans gedrag. Daarvan beleefden wij nog een staaltje op een andere reis, op de wateren tussen de Verenigde Staten en Canada. Deze keer betrof het Annemie en mezelf. Wij hadden ons bij een broodje elk een pintje aangeschaft – maar wij bestonden het om daarmee aan de verkeerde kant te gaan zitten van een onopvallende ketting die midscheeps was gespannen. Hadden wij één tafel verder in oostelijke richting gekozen, dan was die dag in de nevelen der tijd verdwenen. Maar wij hadden de aanstootgevende kant dier ketting gekozen en dat was de contolematrone niet ontgaan die voor dat doel klaarblijkelijk het schip afschuimde. In niet mis te verstane woorden werd ons duidelijk gemaakt wat de draagwijdte was van ons illegaal en/of immoreel gedrag: wij bevonden ons op terrein waar gebruik van alcohol verboden was. Als je wil weten hoe het verder verliep moet je maar bij mijn broer te rade gaan: die was dit keer aanwezig als getuige. Omdat het hier een uitweiding betreft is bondigheid geboden: het mag volstaan door erop te wijzen dat we de matrone hebben verschalkt en dat twee petten daarbij en cruciale rol speelden.

Voor de ingreep moest ik nuchter op het toneel verschijnen. Een glas water was mij bij terugkeer op de kamer al gegund. Groot echter was mijn vreugde toen me tegen twee uur werd gemeld dat ik recht had op een boterham. De verpleegster – ik noem ze maar verpleegster want in dat groene uniforum waren rang en stand niet te herkennen - was alweer bijzonder behulpzaam. Ze smeerde mijn boterhammetjes, legde het beleg en leegde het melkje in het koffiekannetje. Na een tijd kwam ze terug om de resten op te halen. "Als ge honger hebt, dan eet ge alles!" was haar begeleidende commentaar. Ik antwoordde naar waarheid dat het maal dat ze had aangebracht best gesmaakt had. "Is dat wat de mensen hier zeggen?" vroeg ik. Ze zei dat ze dat al dikwijls als commentaar had gekregen. Nu ik intussen weer thuis ben en van een lekkere boterham van zelfgebakken brood heb genoten, begrijp ik wat ze bedoelde. Maar ik behoor dan ook tot een generatie die zonder morren inging op het ouderlijke bevel: "Wat je op je bord krijgt, moet je opeten." Niet dat ik echt moeite had met die stelregel. Mijn moeder was bovendien een lieve vrouw en wat ze zei lag in het domein der vanzelfsprekendheid. Macht is nooit haar wapen geweest. Integendeel, ze had voor haar tijd een verheugend aantal verfrissend-subversieve trekjes. En die werkten aanstekelijk en creëerden de grootst mogelijke meegaandheid die een kind kan opbrengen. Ik denk nu dat een groot stuk van mij mijn mama is.

Geslapen heb ik wel nauwelijks. Ik denk dat dit de derde nacht in mijn leven was die ik in een ziekenhuis doorbracht, dus klagen mag ik allerminst. Maar slapen is mij niet gegund. Tenzij tegen de ochtend, van morele uitputting, als de nachtverpleegster, gewapend met een zaklamp je op vriendelijk-bezorgde toon komt vragen of je goed ligt. Voordat je dan inderdaad weer 'goed ligt', rijdt de ochtendtrolley alweer binnen.

Een stuk van de avond had ik doorgebracht met tv kijken – meer dan ik anders zou doen. Afsluiten deed ik met De Ideale Wereld. Correctie: via een berichtje van Ghislain Duchateau op Facebook – een man met een andere maar ook boeiende digitale invalshoek op de wereld dan de mijne, in vele gevallen die van de Neerlandistiek – kwam ik terecht op een filmpje van TVL met onze postactieve voorzitter Eddy Swaeb in een glansrol. Kras voor zijn leeftijd stapte hij vanuit de voordeur de oprit op, met in elke hand iets dat leek op antieke strijkijzers – de soort die je bedrijfsklaar diende te maken op de Leuvense stoof - wierp zich ter aarde en gaf enkele overtuigende push-ups ten beste. Of dat behoort tot Eddy's dagelijkse levenswandel, dan wel of dit bedoeld was als captatio benevolentiae voor wat hij ging vertellen weet ik niet. Alleszins verscheen hij even later omgekleed en fris in beeld en verkondigde dat hij inging op de vraag van minister Weyts en als gepensioneerde zijn diensten aanbood om het onderwijs van de vernieling te helpen redden. Wat ze hem zouden vragen was niet zo belangrijk. De zuiverheid van zijn motief trof mij bijzonder: werken met jonge mensen blijft het mooiste dat er is. De reporter duidde dat dit gedrag mogelijk was om dat Eddy Postactieve was. En zoals hij waren er in de "extended family" van de PXL nog velen. Voor de velen die het voorbeeld van Eddy willen volgen, de procedure is poepsimpel: je aanmelden bij de school van je keuze.

Alles bij mekaar kijk ik met dankbaarheid en voldoening terug op mijn korte verblijf in UZ Leuven. De van de eerste vragen die belangstellenden stellen is: "Heb je veel pijn gehad?" Neen, ik weet niet wie of wat ik moet danken, maar ik heb absoluut geen pijn gehad.

Toch blijft UZ Leuven in mijn achterhoofd een andere connotatie hebben. Een aantal jaren geleden moest de lievelingszus van Annemie in UZ Leuven een ernstige maar niet levensbedreigende ingreep ondergaan. De operatie slaagde, maar waarschijnlijk om andere onderliggende problemen kon ze niet meer wakker worden. Na een week hebben ze haar moeten laten gaan. Ondanks mijn eigen positieve ervaringen roept de vermelding 'UZ Leuven' of de skyline naast de E 314 heel dikwijls allereerst die droevige herinnering op. Ik denk dat heel wat mensen op die manier tegen ziekenhuizen aankijken.

Bij thuiskomst meldde de app van het UZ dat er een vragenlijst voor me klaar lag. De eerste vingeroefeningen waren voor het beantwoorden van die vragenlijst. Aan het einde werd me gevraagd welk globaal cijfer tussen 0 en 10 ik mijn ziekenhuiservaring gaf. Even vroeg ik me af welke verbeterpunt ik zag. Ik kon er geen bedenken en gaf dus gemeend een 10.

Take care!

Rudi Draye
trage typer
maar voor het overige alive and kicking

6 februari 2021, twee dagen na de ingreep