Postactieven PXL

UZ Leuven

De dag ervoor moest ik er zijn voor een afspraak met de anesthesist. De ingreep had normaal half maart moeten gebeuren, maar op de valreep ging dat vanwege corona niet door. Bij de anesthesist was ik toen ook als eens langs geweest, maar dat telde niet meer. Begrijpen hoeft niet.

"Gelukkige verjaardag!" zei de dokter. Wat klopte. En wat ik erg lief vond van ze.

"Dank u wel! U bent goed geïnformeerd."

"Het staat hier in het groot."
"Ga zitten."
"Wilt ge mij uw geboortedatum geven?"

Ik had daar iets heel stoms op kunnen zeggen. Zelfs iets vrij grof. Maar mijn Freudiaans censuurmechanisme werkte uitstekend, en ik deed wat van me gevraagd werd.

Het interview leverde niets nieuws op. Alleen vernam ik dat alleen mijn rechterhand zou worden geopereerd. Annemie en ik hadden bij het bezoek aan de chirurg in oktober duidelijk begrepen dat de twee handen tegelijk zouden worden behandeld. Er werden zelfs grapjes over gemaakt.

"Dokter," zei Annemie, "hij is wel de kok in huis!"
"Da's niks. Hij kan toch op voorhand pottekes klaarmaken."

Niet dus. Een reden voor de verandering in het scenario bleek niet voorhanden. Te veel drukte op de afdeling? Andere afweging? Toch een misverstand? Begrijpen hoeft niet.

Stadium twee in de voorbereiding: een COVID-test. Heel begrijpelijk. Ik had veel medeleven opgebracht voor alle ongelukkigen van wie ik op tv zo'n test had zien afnemen: 15 centimeter diep je neus in gaan moest verschrikkelijk zijn. Dat bleek eigenlijk best mee te vallen. Maar toen moest er ook nog een uitstrijkje van de keel bij zijn, en dat hadden ze niet moeten doen. Maar het kokhalzen werd blijkbaar aanvaard als onderdeel van de procedure.

Stadium drie: een hartfilmpje. Ze doen maar. Ik wist zo goed als zeker dat dat verspilling van tijd en geld was. Ik moest ooit voor controle bij de hartspecialist zijn.

"Kunt ge nog een zak aardappelen dragen?" vroeg die vooraleer me de testfiets op te sturen.
"Twee ook," zei ik naar waarheid.
"Mm. Dan gaan we die fietstest niet doen."

Er zijn ook nog dokters met gezond verstand – zeer tot verbazing van mijn huisarts aan wie ik verslag uitbracht.

Stadium vier: een gesprek met een verantwoordelijke verpleegster van de afdeling orthopedie. Eigenlijk ook maar een beleefdheidsbezoekje. Ik ontkom niet aan de indruk dat sommigen in de ziekenhuiswereld ervan uitgaan dat het gros van de would-be patiënten een IQ heeft dat statistisch als onbetrouwbaar moet worden beschouwd.

Een lichtpunt: uit de informatie die wij vooraf op het internet en in de toegestuurde of overhandigde brochures plichtsgetrouw hadden doorgenomen – en die wij met ons verenigde IQ als glashelder ervoeren, want ze doen echt wel moeite – onthielden wij dat Annemie mij niet zou mogen vergezellen, tenzij ik voor minstens vier dagen werd opgenomen. Quod non.

Overmand door zoveel onverwacht geluk verlieten wij de afdeling. De cafetaria – waartoe Annemie onweerstaanbaar werd aangetrokken – was om de bekende redenen gesloten, maar de muur wilde ons wel een Fanta Limoen en een Cola Zero afleveren.

Donderdag middag. En vrijdag morgen moesten we om 8.30 uur weer present zijn. Vrij redelijk – in de eerste, mislukte, afspraak diende ik al om 7.00 uur present te zijn. Alleen het ochtendverkeer en de werken net vóór Leuven zorgden voor ongerustheid – en dat moet in het peroperatieve stadium absoluut worden vermeden. Heb ik toch wel een lieve broer die in Wilsele woont, zo goed als aan de voet van Keizersberg, en dus letterlijk op een boogscheut van het UZ. Van hem en zijn vrouw Chris kregen wij gastvrijheid aangeboden. Wij zijn een familie van 7 en die hangt goddank goed aan mekaar.

De rest van de donderdag was dus heel gezellig. Een bezoek aan de Stella-site -waar broerlief zich in de toekomst wil vestigen – maakte duidelijk dat het Leuven dat ik mij uit mijn studententijd herinnerde, nauwelijks nog bestaat.

De ingreep zelf verliep "voorspoedig" zoals dat in het jargon heet. Bijna twee uur zaten twee chirurgen met verrekijkers over mijn rechterhand gebogen. Ik had gekozen voor plaatselijke verdoving, maar had toch iets gekregen "om rustig te blijven" (was er behalve mijn IQ nog iets dat ze niet vertrouwden?). Het gevolg was dat ik af en toe een beetje wegdoezelde. Wat de anesthesist niet beviel, want die stootte me geregeld aan met het verzoek om diep te ademen, omdat het zuurstofniveau daalde. Ik realiseerde me toen dat er een toon was in een of ander controleapparaat die vervaarlijk tot basniveau zakte als het probleem zich begon voor te doen. Eens ik dat doorhad, probeerde ik zelfregulerend op te treden. De anesthesist had overigens een uitstekend relatie met mij, want in de aanloop had hij mij enthousiast toevertrouwd dat wij buren waren. Hij was van Sint-Truiden. In het verre Leuven staat dat ongeveer gelijk met de ontmoeting tussen Livingstone en Stanley.

Na die twee uur zei de chirurg: "Wilt ge uw hand zien?" In de overtuiging dat zij een slechts retorische vraag had gesteld, hield zij mijn arm omhoog en wapperde met de twee vingers die luttele tijd daarvoor nog koppig stijfkrom stonden. Soms zegt een gebaar honderd keer meer dan honderd woorden.

De rest van mijn verblijf was erop gericht pijn en opzwelling van de hand te voorkomen. In dat opzicht was ook dat een succes. Ik had mezelf de luxe veroorloofd om een privékamer te vragen (de hospitalisatieverzekering, nietwaar) en – in tegenstelling met wat gebruikelijk is – was die beschikbaar. Ik heb er nauwelijks een oog dicht gedaan, maar ik had Klara Continuo tot mijn beschikking en dat maakte wel iets goed. Ik moet dat laatste nog rapporteren aan mijn kleinkinderen. Zij gaan ervan uit dat Klara alleen en uitsluitend uitzendt voor Opa en Oma. "In mijn klas is er niemand die naar Klara luistert," verklaarde mijn kleinzoon ooit, die blijkbaar onderzoek had verricht. "En op de voetbal ook niet. En bij de KSA ook niet." Hij had er nog kunnen aan toevoegen: alleen wij moeten daar koppijn van krijgen.

Ook slaagde ik erin om – uitsluitend gebruik makend van mijn linkerhand – WhatsAppberichten te verspreiden naar mijn naaste omgeving. Als je alleen naar het resultaat kijkt en niet naar de verwoede pogingen om de spellingcontrole ofwel te ontwijken, ofwel mij te nutte te maken, dan waren de complimenten die ik voor het resultaat mocht ontvangen ruimschoots verdiend.

Er is in de hele ziekenhuiservaring maar één pijnlijk minpunt. Toen bij de opname mijn nummer en mijn gezicht op alle schermen in de wachtzaal verscheen, daagde in de openslaande deur A ook een ontvangverpleegster op die ons toesprak met: "Van hier mag er maar één persoon mee." Daarmee zouden wij vrede hebben genomen, ware het niet dat een andere ontvangverpleegster ons blijgemoed van het tegenovergesteld had verzekerd. Van dan af gaat alles razendsnel: je wordt een hokje ingestuurd, met het verzoek een operatieschort om te doen, en al het andere in een locker op te bergen. Inclusief gsm. Zelfs geen afscheidsberichtje naar een ongetwijfeld verbouwereerde en ontdane partner aan de andere kant van de toegeklapte A-deur.

Gelukkig hebben mijn lieve broer en schoonzus ook het opbeuren van mijn lieve partner op zich genomen. Ikzelf troostte me met de gedachte dat ik haar zaterdagmorgen weer zou terug hebben.

Maar mijn gedachten gingen wel uit naar al die mensen aan weerszijden van de A-deur die het in de voorbije tijd alleen hebben moeten verbijten. Het alleen-zijn moet vaak verschrikkelijk zijn geweest.

Ik heb eens ergens gelezen dat eens als de specialisten hun werk hebben gedaan, de beste medicatie naast het bed zit…

Rudi Draye