Postactieven PXL

Hoe kijken we naar naakt?

De Standaard der Letteren
23 januari 2021

Een antwoord in duizend woorden

Charlotte Van den Broeck, dichter en schrijver

Afwisselend zoeken Jeroen Olyslaegers, Charlotte Van den Broeck en Jamal Ouariachi in 1000 woorden een antwoord op een eigen actuele vraag.

Hoe kijken we naar naakt?

Vita vigilia est.

Het leven is wakker zijn. Naar deze zinsnede richtte de Romeinse militair, schrijver en aan kennis verslaafde amateurwetenschapper Plinius de Oudere (23 n.C.-79 n.C.) zijn dagen in. Hij had dan ook geen tijd te verspillen aan slaap. Naast zijn legermissies en werk als adviseur voor keizer Vespasianus had hij het op zichzelf genomen om alle beschikbare informatie ter wereld te beschrijven in een magnum opus, de Naturalis historia. In de 37 bewaard gebleven boeken tekent een man met humoristische kwaliteiten en een gemiddeld talent voor natuurwetenschappen ‘De Kennis van de Natuur’ op. Er wordt gezegd dat hij zich tijdens het baden en eten, wanneer hij zelf zijn handen niet vrij had om een boek te dragen, liet voorlezen om zo weinig mogelijk onderzoekstijd te verliezen. Deze strategie zou de leergierige Plinius in staat hebben gesteld om meer dan tweeduizend Latijnse en Griekse boekrollen te verorberen alvorens hij om het leven kwam tijdens de uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Christus.

In boek XXXVI van de Naturalis historia buigt Plinius zich over de metallurgie en de mineralogie. In de opsommerige beschrijvingen van delfstoffen maakt hij zwierige uitstappen naar de kunstgeschiedenis. Het is hier dat we Aphrodite van Knidos leren kennen: het eerste, levensgrote standbeeld van een naakte vrouw in de Griekse Oudheid, gemaakt door beeldhouwer Praxiteles.

Op het moment dat Praxiteles zijn fijn marmeren, ontklede Aphrodite (ca. 360 v.C.) schiep, werden naakte mannen al eeuwenlang in alle mogelijke maten en poses afgebeeld.


Ogenschijnlijk geraken we toch nog in de war van een vrouw die niet alleen bekeken wordt, maar zich ook toont


Korè-figuur

In de archaïsche periode in de Griekse beeldhouwkunst (ca. 650-500 v.C.) vind je de typische, naakte Kouros-sculpturen van jonge, atletische mannen. De vrouwelijke Korè-beelden dragen een bekoorlijk gewaad. Hoe lichamen worden weergegeven is onvermijdelijk politiek: de naakte Kouros en de geklede Korè weerspiegelen heersende sociale voorschriften en een dubbele standaard voor mannen- en vrouwenlichamen.

Mannelijk naakt was in de Griekse Oudheid vanzelfsprekend. Mannen namen in hun blootje deel aan sportwedstrijden en tijdens religieuze festivals werd het mannelijk lichaam fier getoond ter viering van triomf, glorie en zelfs morele superioriteit. Het mannenlijf raakte zo bekleed met betekenissen van kracht, vrijheid en heroïek. De man, zo werd aangenomen, bezat immers de deugd om zijn lichaam te beheersen. De vrouw, een inferieur wezen dat menstrueert en met bloederig geweld kinderen op de wereld brengt, werd niet tot dezelfde beheersing in staat geacht. Hulpvaardig nam de man die taak van haar over. Hij verzon taboes en restricties. Door het vrouwenlichaam weg te stoppen kon men het beheersbaar maken. Vrouwelijk naakt moest in de iconografie te allen tijde bedekt worden en als het (deels) getoond werd, dan ging het om afbeeldingen van geweld of prostitutie.

Toen Praxiteles de opdracht kreeg om voor de inwoners van het eiland Kos een religieus standbeeld van Aphrodite te maken, deed hij dat in twee uitvoeringen: met en zonder kleren.

 

Aphrodite van Praxiteles

Beide standbeelden bood hij aan dezelfde prijs aan. De inwoners van Kos waren gechoqueerd door de naakte, vulgaire godin en kozen – in de woorden van Plinius de Oudere – voor de ‘waardige’ versie. De naakte Aphrodite kon Praxiteles uiteindelijk verpatsen aan Knidos, een stad aan de westkust van Klein-Azië (vandaag Turkije). Daar werd ze in een open schrijn geplaatst, te bezichtigen van alle kanten. Het beeld bereikte in een mum van tijd een cultstatus. Plinius rapporteert hoe van over heel Griekenland schepen vol bewonderaars toe zeilden.

Het was niet zomaar artistieke durf. Praxiteles wist dat als hij ermee weg wilde komen, zijn Aphrodite voorwaardelijk naakt moest zijn. Daarom koos hij voor de uitwerking het Parisch marmer, een fijnkorrelige, zuiver witte, bijna doorschijnende steen. Tegenover het ‘onreine’ vrouwenlichaam stelde hij een ‘reine’ materiaalkeuze. Ook wist Praxiteles dat hij niet om het even welke godin kon ontkleden. De wijze Hera naakt afbeelden zou gegarandeerd godslastering zijn, maar Aphrodite, de godin van de liefde en de lust, bevond zich door haar beroepsbezigheden al min of meer in een erotische vrijzone. Bovendien suggereert de manier waarop Praxiteles haar afbeeldt dat Aphrodite niet opzettelijk naakt is, maar toevallig, op een onbewaakt moment, naakt wordt waargenomen.

Aphrodite komt, de ene voet voor de andere, net uit bad gestapt – zo kan men er zeker van zijn dat ze niet vuil is. Met haar rechterhand neemt ze een gewaad om zich te bedekken, met de linkerhand verbergt ze haar schaamstreek. Het afschermen van de genitaliën ontdoet het naakte vrouwenlichaam van haar connotatie met vruchtbaarheid en leidt de aandacht naar haar bekoorlijke borsten. Deze Venus gaat niet menstrueren of baren, ze wordt in een intiem, hygiënisch moment betrapt door een blik.

Praxiteles plaatst de toeschouwer in de positie van een voyeur, die aan het naakte lichaam van Aphrodite het plezier ontleent van een verboden spanning. De liefdesgodin wordt door de omstandigheden waarin ze wordt afgebeeld geseksualiseerd, een object van verlangen.

Het duurt niet lang of het hele Griekse rijk staat in vuur en vlam voor de Aphrodite van Knidos. Plinius beschrijft hordes hitsige toeristen en zelfs een nachtelijke masturbeerder die het beeld bevlekt. Ook de koning van Kos, die haar aanvankelijk geweigerd had, raakt in haar ban. Hij biedt de stad Knidos aan alle staatsschuld kwijt te schelden in ruil voor het beeld. Knidos weigert en laat de naakte liefdesgodin op de achterkant van hun munt slaan.

Van de Aphrodite van Knidos zijn enkel Romeinse kopieën bewaard gebleven, maar de invloed van het beeld werkt tot op vandaag door in de hele kunstgeschiedenis. Samen met haar schiep Praxiteles immers de blik waarmee toeschouwers (m/v/x) nog eeuwenlang afbeeldingen van vrouwelijk naakt zouden bekijken: peilend naar de (seksuele) beschikbaarheid van het afgebeelde lichaam.

Tweeënhalve millennia na de Aphrodite van Knidos zou ik willen denken dat die hardnekkige, reducerende manier van kijken stilaan achterhaald is. Ogenschijnlijk geraken we toch nog in de war van een vrouw die niet alleen bekeken wordt, maar zich ook toont.

Als een psychologe door een tuchtcommissie niet ‘waardig’ wordt geacht haar beroep uit te oefenen omdat ze, op haar manier, de controle neemt over haar seksualiteit en de afbeelding daarvan, dan maakt me dat moe tot in 360 voor Christus.

Vita vigilia est.