Postactieven PXL

The Myth of Innocence

Louise Glück, nobelprijs literatuur 2020

One summer she goes into the field as usual
stopping for a bit at the pool where she often
looks at herself, to see
if she detects any changes. She sees
the same person, the horrible mantle
of daughterliness still clinging to her.

The sun seems, in the water, very close.
That's my uncle spying again, she thinks—
everything in nature is in some way her relative.
I am never alone, she thinks,
turning the thought into a prayer.
Then death appears, like the answer to a prayer.

No one understands anymore
how beautiful he was. But Persephone remembers.
Also that he embraced her, right there,
with her uncle watching. She remembers
sunlight flashing on his bare arms.

This is the last moment she remembers clearly.
Then the dark god bore her away.

She also remembers, less clearly,
the chilling insight that from this moment
she couldn't live without him again.

The girl who disappears from the pool
will never return. A woman will return,
looking for the girl she was.

She stands by the pool saying, from time to time,
I was abducted, but it sounds
wrong to her, nothing like what she felt.
Then she says, I was not abducted.
Then she says, I offered myself, I wanted
to escape my body. Even, sometimes,
I willed this. But ignorance

cannot will knowledge. Ignorance
wills something imagined, which it believes exists.

All the different nouns—
she says them in rotation.
Death, husband, god, stranger.
Everything sounds so simple, so conventional.
I must have been, she thinks, a simple girl.

She can't remember herself as that person
but she keeps thinking the pool will remember
and explain to her the meaning of her prayer
so she can understand
whether it was answered or not.

Vertaling

De mythe van de onschuld

Op een zomer gaat ze naar buiten, zoals gewoonlijk
en stopt even bij de plas waar ze vaak
zichzelf bekijkt, om te zien
of ze ergens verandering opmerkt. Ze ziet
dezelfde persoon, de vreselijke mantel
der dochterlijkheid nog plakvast aan haar.

De zon lijkt, in het water, heel dichtbij.
Dat is mijn oom die weer spioneert, denkt ze ...
alles in de natuur is in zekere zin familie.
Ik ben nooit alleen, overdenkt ze,
en ze maakt van de gedachte een gebed.
Dan verschijnt de dood, alsof die het antwoord is op dat gebed.

Niemand snapt nog
hoe mooi hij was. Maar Persephone* herinnert het zich.
Ook dat hij haar omhelsde, precies op deze plek
terwijl haar oom toekeek. Ze herinnert zich
het zonlicht flitsen op zijn blote armen.

Dat is het laatste moment dat ze zich duidelijk herinnert.
Toen droeg de snode god haar weg.

Ze herinnert zich ook, minder duidelijk,
het angstaanjagende inzicht dat ze vanaf dat moment
niet meer zonder hem kon leven.

Het meisje dat uit de plas verdwijnt
zal nooit meer terugkeren. Een vrouw zal terugkeren,
op zoek naar het meisje dat ze was.

Ze staat bij de plas en zegt, af en toe,
Ik werd ontvoerd, maar het klinkt
niet juist voor haar, het was niet wat ze voelde.
Dan zegt ze: ik werd niet ontvoerd.
Dan zegt ze, ik bood mezelf aan, ik wilde
om aan mijn lichaam te ontsnappen. Soms zelfs,
beliefde het mij. Maar onwetendheid

kan kennis niet bewillen. Onwetendheid
wil iets verbeelds, iets waarvan zij gelooft dat het bestaat.

Al die verschillende woorden-
ze zegt ze afwisselend.
Dood, echtgenoot, god, vreemdeling.
Alles klinkt zo eenvoudig, zo fantasieloos.
Ik moet wel een simpel meisje zijn geweest, denkt ze.

Ze kan zichzelf niet herinneren als die persoon
maar ze blijft maar denken dat de vijver het nog zal weten,
en haar de zin van haar gebed zal verklaren
zodat ze kan inzien
of het werd verhoord of niet.

(Vertaling: Rudi Draye)

* Persefone

In de Griekse mythologie de godin van het dodenrijk. Ze was de dochter van Zeus en Demeter. Toen Persefone door Hades (een broer van Zeus en Demeter) naar de onderwereld was ontvoerd, ging Demeter haar zoeken. Zij dwaalde over de aarde, die al die tijd geen graan voortbracht. De winter was over het land gekomen. Zeus zond uiteindelijk Hermes naar de onderwereld met de opdracht Persefone naar haar moeder te brengen. Zij moest voortaan een derde deel van het jaar in de onderwereld doorbrengen en de overige tijd op aarde. Dat symboliseerde de wisseling van de seizoenen.