Postactieven PXL

Vanaf de jaren 90 begon het al fout te lopen in ons onderwijs

De Tijd 4 juni 2021

Dirk Van Damme

Dirk Van Damme: 'Het is positief dat Ben Weyts ervoor gekozen heeft de scholen open te houden. Maar we waren niet voorbereid op digitaal afstandsonderwijs.'

Daan Bleus & Bart Haeck

Geen enkele minister heeft er ooit voor gekozen om de lat voor scholieren lager te leggen, maar het drama is dat dat toch gebeurd is, zegt de onderwijsexpert Dirk Van Damme. Hij ging afgelopen week op pensioen bij de OESO.

Van de Vlaamse overheid tot de denktank OESO, van universitair onderzoek tot de politieke cockpit van het onderwijsbeleid. Weinigen hebben de onderwijswereld van zoveel kanten gezien als Dirk Van Damme.

In 2004 was hij zelfs enkele maanden de grote baas van het Gemeenschapsonderwijs, omdat toenmalig sp.a-voorzitter Steve Stevaert hem dat vroeg. ‘En als Steve je dat vroeg, dan deed je dat’, zegt Van Damme. Een paar maanden daarna vroeg Stevaert hem alweer iets anders en werd hij kabinetschef van Onderwijsminister Frank Vandenbroucke (sp.a-Vooruit).

Hij herinnert zich hoe hij in die functie de beste PISA-resultaten zag binnenlopen die Vlaanderen ooit heeft gehaald. De PISA-toetsen meten het onderwijsniveau in de OESO-club van geïndustrialiseerde landen. ‘We stonden helemaal bovenaan voor wiskunde, op enkele Aziatische landen na. Frank heeft toen de slogan ‘kampioen in wiskunde, maar geen kampioen in gelijke kansen’ bovenop onze beleidsnota gezet. We scoorden gemiddeld heel hoog, maar ook de spreiding over de leerlingen heen was heel hoog. Ze werd vooral heel sterk verklaard door de sociale achtergrond van de kinderen’, vertelt Van Damme in een videogesprek vanuit het Franse dorpje Le Bignon-Mirabeau.

‘Op het vlak van de gelijke kansen is ons onderwijs er sindsdien echter niet op vooruitgegaan. Tegelijkertijd boerde de kwaliteit achteruit. En dat is het drama van ons onderwijs in twee zinnen samengevat. Ik heb mezelf altijd verweten dat ik dat onvoldoende gezien heb’, zegt Van Damme.

'We zijn naïef geweest. We waren er toen van overtuigd dat de kwaliteit van het Vlaams onderwijs robuust was. Dat die ingebakken zat in het Vlaamse systeem, waarbij de katholieke colleges en de athenea elkaar beconcurreerden door naar excellentie te streven. We dachten daarom dat onze belangrijkste opdracht was om meer kinderen - uit kwetsbare gezinnen, met een migratieachtergrond - te laten genieten van die kwaliteit.’

Maar dat is een illusie gebleken. ‘Het is een heel delicate kwestie, maar ik denk er vandaag anders over dan toen. Je mag ook niet vergeten dat er een grote consensus was over ons gelijkekansenbeleid. Er was op dat punt geen groot verschil tussen het beleid van Marleen Vanderpoorten en dat van Vandenbroucke. In de oppositie waren zelfs de christendemocraten mee. En in internationale studies werd Vlaanderen toen vaak opgevoerd als voorbeeld van hoe het moest. Maar dat beleid is niet doelmatig gebleken.’

Moeten we het gelijkekansenbeleid afschaffen?

Dirk Van Damme: ‘Nee, het gelijkekansenbeleid is niet voldoende, maar wel nodig. Het vorige Vlaamse regeerakkoord sprak over het terugschroeven van de ‘ongelijke financiering van leerlingen’. Dat was codetaal om geen extra geld meer te geven aan kinderen met lagere onderwijskansen. Dat is onder de radar gebleven, maar heeft achter de schermen tot veel strijd geleid. Minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) heeft toen bewust het regeerakkoord op dat punt niet uitgevoerd. En gelukkig maar.’


Bio Dirk Van Damme

Groeide op in Sint-Amandsberg, studeerde in 1979 af als sociaal agoog aan de Universiteit Gent, waar hij bleef werken als onderzoeker, doctoreerde en voorzitter werd van de vakgroep onderwijskunde.

Werkte op de kabinetten van de socialistische ministers van Onderwijs Luc Van den Bossche (1992-1998), Eddy Baldewijns (1998-1999) en de liberale minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten (1999-2004).

Werd in 2000 algemeen directeur van de Vlaamse Interuniversitaire Raad, waar hij de Bologna-verklaring mee uitwerkte, die leidde tot de huidige structuur met bachelors en masters.

Werd in 2004 kabinetschef van Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke.

Ging in 2008 voor de OESO werken, waar hij een internationaal onderzoeksteam van 50 mensen leidde. Hij is er vorige maandag op pensioen gegaan. Hij blijft de Vlaamse regering adviseren en werkt mee aan Harvard-onderzoek naar onderwijs.


U ging zelf als eerste van uw familie naar de universiteit. Waarom lukt de sociale mobiliteit van toen nu niet meer?

Van Damme: ‘Ik wijt het aan de teloorgang van het oude verheffingsideaal. Dat is beginnen verwateren in de jaren 80, toen ook elders het idee groeide dat je van arbeiderskinderen geen bourgeoiskinderen moest maken. Verheffing werd steeds meer als culturele vervreemding gezien. We zijn toen ambitie verloren.’

‘Een voorbeeld is het toelatingsexamen wiskunde bij de ingenieurs. Het werd afgeschaft omdat het sociaal discriminerend en elitair zou zijn geweest. Nadien bleek dat het net veel arbeiderskinderen hielp ingenieur te worden. Omdat ze werden beoordeeld op wat ertoe doet: wiskunde.’

Wanneer is het in ons onderwijs precies verkeerd beginnen te lopen?


De eindtermen werden al snel gezien als maximumdoelen, terwijl ze bedoeld waren als minimumdoelen.


Van Damme: ‘In de jaren 90, bij het schrijven van de eerste eindtermen. Wie erbij was, weet dat ze werden gezien als een aanval op de elitaire colleges en athenea. Een gemeenschappelijk curriculum opleggen aan al die scholen was een strategie om gelijke kansen af te dwingen. De eindtermen waren op zich een positief project. In ruil voor financiering bepaalt het parlement de inhoud van de eindtermen. Maar daar is de breuk in het streven naar excellentie gebeurd.’

Is de lat bewust lager gelegd zodat iedereen erover kon?

Van Damme: ‘Nee, dat is net het drama. Ik herinner me hevige discussies met Luc Van den Bossche, die tegen de afschaffing van de acht uur wiskunde was. Ook Vandenbroucke is een absolute voorstander van excellentie, net als alle andere ministers voor wie ik heb gewerkt. Het is verkeerd gelopen in de vertaling van het beleid. De inspectie gaf scholen de boodschap: om gelijke kansen te waarborgen en geen leerlingen af te schrikken mik je het best niet te ver boven die eindtermen. Ze werden daardoor vrij snel gezien als maximumdoelen, terwijl ze bedoeld waren als minimumdoelen.’

Was de hervorming van het secundair onderwijs van de vorige legislatuur een antwoord op dat probleem?

Van Damme: ‘Alle problemen kwamen daar weer samen. Die discussie ging vooral over een brede eerste graad, waarbij de studiekeuze wordt uitgesteld om gelijke kansen te bevorderen. Ik ben daar tegen. Je verliest twee jaar aan onderwijs dat meer op maat van de leerlingen is. Het grote probleem bij ons is iets anders: de negatieve studiekeuzes voor TSO en BSO. Daar had de focus moeten liggen. Die mis ik ook vandaag nog in de nieuwe eindtermen. We hebben nog altijd geen goede visie op wat nu precies het belang van die scholen is.’

Hoe zou u het vandaag aanpakken? Kunnen centrale toetsen een oplossing zijn?


We hebben in Vlaanderen geen goede cultuur van evaluatie. Scholen pakken het heel verschillend aan. Ik denk daarom dat centrale examens nodig zijn.


Van Damme: ‘Ik ben daar geleidelijk aan een sterke voorstander van geworden. We hebben in Vlaanderen geen goede cultuur van evaluatie. Scholen pakken het heel verschillend aan. Ik denk dat centrale examens nodig zijn om gelijke kansen te bevorderen. Net migrantenkinderen moeten een kans krijgen om te ontsnappen aan vooroordelen. In Nederland zijn er door de pandemie geen centrale examens afgenomen. We zien nu al dat de studiekeuzes er veel meer door de sociale achtergrond bepaald zijn dan daarvoor.’

Naast alle oude onderwijsproblemen is er nu ook dat nieuwe: corona. Wat denkt u als u de scholieren ziet die nu examens afleggen na een nieuw coronajaar?

Van Damme: ‘Ik ben daar niet zo pessimistisch over als anderen. Het dramatiserende verhaal dat je alleen in een klaslokaal goed kan leren, klopt niet. Wat wel klopt, is dat wie thuis geen ondersteuning krijgt, heeft afgezien. Dat is tot de helft van de schoolpopulatie. Corona heeft het oude probleem, de onderwijsongelijkheid, opnieuw groter gemaakt.’

Wat doe je daaraan?

Van Damme: ‘De slechtst mogelijke dienst die je hun kan verlenen is de examens afschaffen of makkelijker maken. Wat je wel moet doen is milder worden over de gevolgen van slechte resultaten. Geef hun in de plaats van een B- of C-attest sneller een kans om zich bij te spijkeren. Ik zou voor die leerlingen de zomervakantie twee weken inkorten om de achterstand in te halen.’

Heeft ons onderwijs zwaarder onder corona geleden dan elders?


Er zijn scholen in Vlaanderen waar de computers zes maanden na de levering nog in de dozen zaten.


Van Damme: ‘Ja. Omdat we niet voorbereid waren op digitaal afstandsonderwijs. Er lag niets klaar. Ik vind het bewonderenswaardig dat minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) een lijn heeft aangehouden om de scholen open te houden. Maar we hadden de zomer van 2020 moeten gebruiken om in september te kunnen vertrekken met kwalitatief afstandsonderwijs. Er zijn scholen in Vlaanderen waar de computers zijn geleverd, maar na zes maanden nog in de dozen zaten. En neem nu Smartschool. Dat is een managementplatform, geen leeromgeving.’

Wat vindt u - los van corona - van het huidige onderwijsbeleid?

Van Damme: ’Weyts is de eerste minister die de dalende onderwijskwaliteit bovenaan op de agenda heeft gezet. Crevits kende die cijfers uiteraard ook, maar vergoelijkte ze soms nog. De focus is vandaag dus zeker de juiste.’

En nu? Wat zijn uw plannen na uw vertrek bij de OESO?

Van Damme: ‘Ik ga nog meewerken aan het project rond centrale toetsen. En ik ga onderzoek doen voor het Center for Curriculum Redesign: een spin-off van Harvard die werkt rond wat kinderen vandaag, in een wereld met artificiële intelligentie, zouden moeten leren. We geven bijvoorbeeld nog altijd driehoeksmeetkunde, maar zouden we niet beter wat meer basisopleiding rond statistiek geven? We hebben in de pandemie gezien dat statistisch en exponentieel denken absoluut niet is verworven bij grote delen van de bevolking.'