Postactieven PXL

De mythe van de leraar geschiedenis

De Standaard 8 mei 2021

Benjamin Verdru, leraar geschiedenis en cultuurwetenschappen

Benjamin Verdru

Geschiedenis staat al lang niet meer gelijk aan ‘zo veel mogelijk feiten aanleren’, weet Benjamin Verdru. Dat heeft niks te maken met zelfhaat of ‘pretpedagogie’.

In sommige bezorgdheden van Mia Doornaert kan ik me vinden (DS 6 mei), maar dat ze zich laat verleiden tot een populistische uitspraak over het geschiedenisonderwijs, verbaast me. ‘Wat betekent de kostbare term vrijheid nog voor jongeren die geen behoorlijk geschiedenisonderwijs kregen?’

Jammer dat Doornaert zich niet informeert voor ze schoffeert. Of staat behoorlijk geschiedenisonderwijs voor haar gelijk aan zo veel mogelijk feitenkennis over de westerse wereld overdragen? Het leerplan geschiedenis is juist doordrongen van de term ‘standplaatsgebondenheid’. Leerlingen leren dat iedereen door een eigen bril naar het verleden kijkt, en dat die gekleurd is door factoren zoals tijd, ruimte en de sociaal-economische situatie. Natuurlijk moeten we hen dus leren Napoleon te bekijken door de ogen van zijn tijdgenoten. Maar dat mag ons niet beletten kritisch te zijn, toch? De meeste historische bronnen werden voor of door de machtigen der aarde geschreven. Moeten we daarom het verhaal van diegenen die het moesten ondergaan onderbelicht laten?

Ons geschiedenisonderwijs heeft het eurocentrisme losgelaten. Het idee dat we steeds de navel van de wereld (geweest) zijn, draagt hoe dan ook bij tot een superioriteitsgevoel. Wat voor zin heeft het om een half schooljaar te blijven dooremmeren over het rurale West-Europa tijdens de vroegste middeleeuwen, als er op dat moment veel complexere samenlevingen bestonden? Dat we daarbij als westerse samenleving niet voortdurend het boetekleed moeten aantrekken, is evident. Geen enkele leerkracht geschiedenis zal pleiten voor de cancel culture. Een debat in de klas daarover kan wel.

Romantische verhalen


Natuurlijk moeten we Napoleon ook bekijken door de ogen van zijn tijdgenoten, maar dat mag ons niet beletten kritisch te zijn, toch?


Hele generaties werden opgeleid met het idee dat het verleden en de geschiedenis hetzelfde zijn. Velen beseffen nog steeds niet dat wat in hun geschiedenisboeken stond, vaak een constructie was: van de keuze van de onderwerpen, de bronnen die wel of niet aan bod kwamen tot die leuke anekdotes over deze of gene historische figuur. De leerkracht geschiedenis groeide zélf uit tot een mythe, de alleswetende verteller die als ooggetuige uit het verleden was teruggekeerd om dé waarheid te verkondigen. De romantische verhalenverteller heeft in veel scholen plaats gemaakt voor een wetenschapper. Dat is geen slechte evolutie.

Veel mensen voelen zich wellicht bedrogen als ze merken dat delen van het verhaal (dat hun leerkracht toch zo boeiend kon vertellen) niet kloppen. Misschien is het juist die vaststelling die mensen kwaad maakt? Oude zekerheden vallen weg.

Geen wijn maar bessensap

Doornaert stelt dat ‘de generaties die opgroeiden met de bepaald niet zoeterige sprookjes van de gebroeders Grimm niet voor galg en rad zijn opgegroeid’. Mijn leerlingen schreven nochtans correct op hun examen cultuurwetenschappen dat ‘sprookjes sinds de 19de eeuw steeds onderhevig waren aan de veranderende tijdgeest’. Zo werd de (ongezonde) wijn uit Roodkapje al in de 19de eeuw vervangen door bosbessensap, woke cultuur avant la lettre?

Dat in het geschiedenisonderwijs een deel (westerse) ‘feiten’-kennis moet wijken, is onvermijdelijk. Dat heeft niks te maken met zelfhaat, pretpedagogie of de ‘zesjescultuur’. Telkens bereid zijn de geschiedenis te de- en reconstrueren, is een stuk uitdagender dan pakweg de mythe van Jan Breydel te memoriseren. Daarvoor hoeven we het standbeeld op de Brugse markt niet af te breken.