Postactieven PXL

Een poging tot een inclusieve column die niemand kwetst

De Standaard
17 april 2021

Ilja Leonard Pfeijffer

Ilja Leonard Pfeijffer

Ik ben moe. Voor een deel komt dat doordat ik vanochtend veel te vroeg ben opgestaan. Ik ging met Stella mee, die voor dag en dauw een afspraak had bij haar tandarts op Piazza Colombo om een rotte kies te laten trekken, die haar al langere tijd steeds meer last bezorgde.

Haar tandarts heet Giovanna Becchi. Hoewel ik haar op geen enkele manier bij deze column wil betrekken, om het risico te vermijden dat ik ongewild en onbedoeld iets over haar zou schrijven wat zij als kwetsend zou kunnen ervaren, voel ik mij gedwongen haar naam te noemen omdat mij dat na lang nadenken de elegantste manier lijkt om duidelijk te maken dat zij een vrouw is, hetgeen ik overigens geenszins wil benadrukken, omdat ik ten volle onderken dat dat geen vermeldenswaardig gegeven is of zou moeten zijn, dat het geenszins vanzelfsprekend is of zou moeten zijn dat een tandarts een man is en dat we zouden moeten streven naar een situatie waarin het woord ‘tandarts’ automatisch met een vrouw wordt geassocieerd.

Ik voel de verplichting om bij alles wat ik schrijf heel erg op mijn woorden te letten

ik voel de verplichting om bij alles wat ik schrijf heel erg op mijn woorden te letten

Ik noem haar naam, want het woord ‘tandarts’ heeft geen vrouwelijke vorm en uiteraard hoed ik mij ervoor om haar aan te duiden als een ‘vrouwelijke tandarts’, omdat ik daarmee onbedoeld de indruk zou kunnen wekken dat ik die woordcombinatie, die een pleonasme zou moeten zijn, beschouw als een oxymoron en omdat ik daarmee lijk te willen aangeven dat ik een uitzondering beschrijf, hetgeen terecht als buitengewoon kwetsend kan worden ervaren door al die vrouwen die moedig standhouden in beroepen die traditioneel als een mannelijk voorrecht werden beschouwd. Nee, ik neem mijn woorden terug. Daar is niets moedigs aan. De vrouwen aan wie ik refereerde, oefenen die beroepen uit met vanzelfsprekende competentie. Nee, daar vergis ik mij weer. Omdat hun competentie vanzelfsprekend is, kan het terecht als kwetsend worden opgevat als ik het kennelijk nodig vind om expliciet te vermelden dat die competentie vanzelfsprekend is.


Als blanke, nee witte, heteroseksuele, cisgender (*), mannelijke schrijfster voel ik de verplichting om bij alles wat ik schrijf heel erg op mijn woorden te letten.


Ik besef met het schaamrood op de kaken dat de lezer van deze column op grond van de vorige twee alinea’s ten onrechte de indruk zou kunnen krijgen dat ik van mening zou zijn dat er slechts twee seksen zouden bestaan, dat ik slechts die beide seksen het vermelden waard zou vinden en dat deze column doelbewust kwetsend zou zijn voor iedereen die zichzelf tot geen van die twee seksen rekent, of tot beide, of iets bipolairs of multipolairs daartussenin, dan wel een genderidentiteit heeft die door geen enkele van die mogelijkheden wordt gedekt. Als ik het heb over een tandarts die vrouw is, bedoel ik in dit geval een tandarts die vermoedelijk menstrueert, hoewel ik dat niet persoonlijk heb kunnen of willen verifiëren, zonder dat ik daarbij de indruk wil laten ontstaan dat ik niet-menstruerende vrouwen ongeschikt zou vinden voor het beroep van tandarts.

Mijn kapster is een niet-menstruerende vrouw. Of misschien moet ik haar ‘kapper’ noemen, niet omdat ik bedoel dat zij ooit een man was, maar omdat ik duidelijk zou moeten maken dat het kappersberoep uiteraard niet het exclusieve domein is van niet-menstruerende mannen. En ik haast mij eveneens om te zeggen dat ik geenszins de suggestie wil wekken dat ik van mening zou zijn dat niet-menstruerende vrouwen wel kapper kunnen worden, maar geen tandarts. Alleen is dat hier, in het verhaal dat ik wil vertellen, niet aan de orde, hoe graag ik dat ook zou willen, geloof me, het spijt me, aanvaard mijn excuses voor deze onacceptabele onrechtvaardigheid in de door mij beschreven werkelijkheid.

In theorie had ik er ook voor kunnen kiezen om Giovanna Becchi een fictieve naam te geven en ik beken dat ik dat daadwerkelijk een kort moment heb overwogen. Maar dat zou ten onrechte de indruk kunnen wekken dat ik mij haar zou willen toe-eigenen als een fictief romanpersonage. Niets staat verder af van mij dan dat!

Nu ik Giovanna Becchi aldus met alle respect heb opgevoerd als Stella’s tandarts, waarbij ik haar volledig in haar waarde laat en benadruk dat alles wat ik in deze column over haar schrijf gebaseerd is op mijn persoonlijke mening die geen enkele juridisch aanvechtbare aanspraak kan en wil maken op feitelijkheid, besef ik dat ik de plicht heb om te vertellen dat zij uitstekend werk heeft geleverd, dat Stella’s rotte kies in een handomdraai zonder het kleinste pijntje getrokken was, en dat Stella het zelfs ronduit als een genoegen heeft ervaren om deze behandeling te ondergaan, dat zij de behandelkamer glimlachend en huppelend achter zich liet en dat zij het jammer vond dat zij niet nog meer rotte kiezen had om feestelijk te laten trekken door deze competente vakvrouw.

We hebben behoefte aan vrouwelijke rolmodellen, dat besef ik terdege, dus ik onderschrijf de verplichting om uitsluitend positief over vrouwen te schrijven, althans in zoverre zij door mij worden opgevoerd in hun professionele hoedanigheid (wanneer ik schrijf over vrouwen die gewoon over straat lopen of bij de bushalte staan te wachten, is het mij als mannelijke schrijver juist verboden om al te positief te zijn). Gelukkig hoef ik mij hierbij geenszins te forceren. Dat was precies wat ik wilde vertellen: de behandeling is voorbeeldig verlopen en de ingreep was een ongekend succes. Maar daarom ben ik dus moe, want dat was vanochtend vroeg.

De andere reden waarom ik moe ben, is dat ik als blanke, nee witte, heteroseksuele, cisgender, mannelijke schrijfster de verantwoordelijkheid en de verplichting voel om bij alles wat ik schrijf heel erg op mijn woorden te letten. Ik doe dat graag, begrijp me niet verkeerd. Ik zou niet anders willen. Ik besef dat het een kleine prijs is om te betalen voor mijn bewustzijn van de voorrechten die witte, mannelijke, niet-menstruerende schrijfsters eeuwenlang onnadenkend hebben genoten. Schuldbewust op mijn woorden letten is wel het minste wat ik kan doen.

Ik ben met een nieuwe roman bezig. Anders dan in mijn vorige romans houd ik rekening met alle gevoeligheden, zoals deze tijden terecht van mij eisen. Ik ben al op pagina 297, maar de hoofdpersoon (m/v/x/mv) bevindt zich nog steeds bij de receptie van het hotel, waar hij zojuist een andersvalide portier (m/v/x/mv) heeft ontmoet.


(*) Cisgender: iemand met een genderidentiteit die overeenkomt met zijn of haar bij de geboorte toegewezen geslacht (Van Dale)
In de volkstaal: iemand die is wat hzxij altijd geweest is.